Direct na de Duitse bezetting ontstonden de eerste verzetsgroepen. De eerste grote verzetsgroep waren de Geuzen in het westen van Rotterdam. Deze waren niet erg goed georganiseerd en werden eind 1940 opgerold. Vanaf 1941 begonnen de Duisters harder op te treden tegen verzetshaarden. Het verzet nam alleen maar toe hierdoor. Er verschenen illegale bladen zoals Het Parool, Trouw en Vrij Nederland. In 1944 waren er vele lokale verzetsgroepen. Er waren in Nederland drie grote (overkoepelende) relatief goed georganiseerde (bewapende) verzetsorganisaties: De Ordedienst (OD), Landelijke Knokploegen (LKP) en Raad van Verzet (RVV).
De OD, LKP en RVV waren de organisaties die de NBS moesten gaan vormen. De samenwerking tussen de OD, LKP en RVV liep de gehele bezettingstijd nogal stroef. De organisatie om deze 3 te verenigen liet nogal te wensen over. De verklaring daarvoor was duidelijk. Ze zaten ten tijden van de oprichting NBS nog in bezet gebied en men was bang voor infiltratie door de Gestapo en Sicherheitsdienst. Daarnaast was er een grote mate van geheimhouding over doelstellingen, organisatie, personeel en activiteiten. Ook was er een groot verschil met (politiek) inzicht en achtergronden.
De bevrijding van West-Europa was inmiddels in volle gang en er bestond een behoefte aan een nieuw gevormd Nederlands leger. Een leger en/of handhavers die snel en effectief de NSBers en foutieve personen konden identificeren en arresteren, alsmede de orde en rust kunnen herstellen. Maar de BS was ook opgericht om de gewapende verzetstrijders te kunnen beheersen tijdens de bevrijding. Onder druk van de regering in Londen en de commandanten van de geallieerde legers begon in het voorjaar van 1944 in Amsterdam het overleg (Delta-Centrum) op gang te komen. Dit overleg resulteerde dat bij Koninklijk Besluit (KB Staatsblad nr. E62) van 5 september 1944 de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) officieel werden opgericht. Hierin staat “alle vrijwilligers, aangewezen door de, door Onzen Minister van Oorlog erkende, verzetsorganisaties worden beschouwd als militairen in den zin der wet en te behooren tot de Koninklijke Landmacht.” De uit deze vrijwilligers gevormde eenheden werden aangeduid als “Binnenlandsche Strijdkrachten” (BS) en werden onder de bevelen gesteld van de Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten. De NBS werd opgericht naar het voorbeeld van de Franse ‘Forces intérieures’. Koningin Wilhelmina was er een groot voorstander van.
Prins Bernhard werd op 3 september 1944 (KB1) benoemd tot bevelhebber van dit ondergrondse leger, officiële benaming was de Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten (BNS). Eerst werkend vanuit Londen, later in Brussel in bevrijd België. Commandant van de NBS (CBS) in het bezette gebied werd kolonel H. (Henri) Koot. Prins Bernhard zou in november 1944 zijn hoofdkwartier vestigen in het bevrijde Breda. Zijn staf neemt intrek in een belastingdienstkantoor in het centrum van Breda. Zelf zal hij verblijven op het landgoed Anneville, net buiten de stad.
Hieronder de foto van ZKH Prins Bernhard en Kolonel H. Koot
De OD bracht in september 1944 bij de NBS 4.000 man in, de LKP 1.800 man, de RVV 1.000 man. Het aantal nieuw gevormde NBSers bedroeg aanvankelijk nog geen 10.000 man. De NBS in oprichting was ook slecht bewapend en gekleed. In het tekort aan wapens zou worden voorzien door geallieerde wapendroppings en smokkelwegen. Het was overigens niet de bedoeling dat de NBS openlijk strijd zou leveren tegen de Duitse bezettingsmacht (120.000 man). De BS werd ook niet gezien als professioneel leger door de geallieerden en de Duitsers. Om wraakzucht en vergeldingen tegen te gaan waren er duidelijke instructies opgesteld. ZKH Prins Bernhard was degene die de start gaf voor de (bovengrondse) beschikbaarheid van de BS. De commandanten moesten er zorg voor dragen dat alle eerder gegeven instructies strikt werden nageleefd.
In de Algemene Instructie van de BS op 10 oktober 1944 stond een opmerkelijk punt.
‘ In het verband der Stoottroepen wordt ieder opgenomen in een functie welke in beginsel onafhankelijk is
van de positie welke men vroeger innam en van de organisatie waartoe hij behoorde,
doch welke uitsluitend bepaald wordt door persoonlijke bekwaamheid en ervaring.’.
Dit betekende dat iedereen die voor mei 1940 een bepaalde rang had, deze verloor en opnieuw moest worden beoordeeld.
Dit was te verenigen met het idee dat Nederland opnieuw moest worden opgebouwd na de bevrijding.
Theoretisch kon degene die de rang van soldaat had voor de oorlog, bij de BS een officier worden.
Benaming NBS naar BS
De officiële benaming is Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS). Maar al snel veranderde dat naar ‘BS’ het vervelende van de afkorting NBS was dat het nogal leek op de afkorting NSB ofwel Nationaal Socialistische Beweging, degene waar ze juist tegen moesten optreden.
Aantal BSers
De BS maakte vanaf oktober 1944 een zeer grote groei mee. Die grote toeloop van nieuwe BSers begon in het bevrijde Zuiden. In mei 1945 waren er naar schatting in heel Nederland 150.000 tot 200.000 BS’ers aanwezig. Hierbij kan worden opgemerkt dat de hele illegaliteit naar schatting niet meer dan 25.000 (in 1943) tot 45.000 (1944-1945) deelnemers telde. Voor de verzetsmensen leek het in 1945 wel of ineens ‘iedereen bij het verzet was’. Daar hadden ze eerder, toen het erop aan kwam, nooit iets van gemerkt. Iedereen die wel eens een illegale flyer of krant bij iemand anders in de bus had gedaan voelde zich een verzetstrijder. De BSers werden daardoor ook vlak na de bevrijding ‘De Meikevers’ genoemd. Van september 1944 tot mei 1945 zijn er in totaal 1.730 BS’ers gesneuveld.